8
Perez reed terug naar Lerwick nadat hij het huis van Magnus Tait had verlaten. Hij wilde met Catherines vader praten en wist dat de man nog op de middelbare school zou zijn. Het zou in dit stadium waarschijnlijk niet veel opleveren – de man zou in een shocktoestand verkeren – maar hij meende dat het van respect zou getuigen als hij zich aan hem zou voorstellen en zou uitleggen hoe het politieonderzoek zou verlopen. Hij kon zich niet voorstellen hoe het was om een kind te verliezen. Niet echt. Sarah zijn vrouw, had een miskraam gehad en enige tijd lang had dat het einde van de wereld geleken. Perez had zijn best gedaan om niet te laten blijken hoe erg hij het had gevonden. Hij had niet gewild dat Sarah het gevoel had dat hij minder van haar hield, dat hij haar het verlies van het kind verweet. Natuurlijk had hij het zichzelf verweten. Zichzelf en de druk die het voortbestaan van de familienaam op hem legde. Hij had die bijna lijfelijk gevoeld, de verpletterende druk die het voor het kind onmogelijk had gemaakt om te overleven. Het zou een jongetje zijn geweest. De zwangerschap was al in een stadium dat zo ver was gevorderd, dat ze dat al wisten. Er zou een kleine Perez komen om de familielijn voort te zetten.
Misschien had hij zijn rol wel te goed gespeeld. Misschien had Sarah gedacht dat het hem niet echt kon schelen. Hoewel ze hem toch goed genoeg moest kennen om te weten dat hij zich zo gedroeg om haar te ontzien. Na de miskraam had hun huwelijk een neergaande lijn ingezet. Sarah werd stil en afstandelijk. Hij zat steeds vaker op zijn werk. Toen ze hem vertelde dat ze bij hem wegging, had hij zich bijna opgelucht gevoeld. Hij kon het niet verdragen haar zo te zien aftakelen. Ze was nu met een parlementslid getrouwd en woonde ergens in de Borders. Ze bleek met haar nieuwe partner geen vruchtbaarheidsproblemen te hebben. Ze hadden al drie kinderen en op haar jaarlijkse kerstkaart – het was een heel beschaafde scheiding geweest en ze hielden nog steeds contact – schreef ze dat er een vierde op komst was. Soms zag hij haar voor zich in een van de vrijstaande huizen die langs hem heen schoten als hij in het zuiden in de trein zat. Dan zag hij haar in de keuken staan en uitkijken over een weiland en bossen daarachter. Dan schonk ze thee in voor de kinderen en had ze een kraaiende baby op de heup. Dat hij daar geen deel van uitmaakte, gaf hem een ontredderd gevoel. Wat al vervelend genoeg was. Hoe moest het dan voor Catherines vader zijn om een echt kind kwijt te raken?
Euan Ross zat in het kantoor van de directeur, in een fauteuil bij een ronde salontafel. Dit moest de plek zijn waar de directeur zou gaan zitten wanneer hij van zijn bureau opstond om ongeruste ouders of angstige leerlingen gerust te stellen. De agente in uniform die naast hem stond, zag eruit alsof ze liever ergens anders zou zijn. Het maakte niet uit waar. Ross was een hoekige man van ongeveer vijfenveertig jaar, met haar dat begon te grijzen. Toen hij Perez zag, haalde hij een bril uit zijn zak en zette die op. Hij was gekleed in een donker pak met een donkere das, allemaal even netjes, te netjes zelfs voor een docent, en Perez was er al heel wat tegengekomen. Perez had hem zo voor een advocaat of een accountant kunnen hebben gehouden. Er stond een dienblad met theekopjes op de salontafel. De thee was onaangeroerd en zag eruit alsof die er al een hele tijd stond.
Perez vertelde wie hij was.
‘Ik wil mijn dochter zien,’ zei Ross. ‘Ik heb geprobeerd uit te leggen hoe belangrijk dat voor me is.’
‘Natuurlijk. Maar u zult helaas nog even moeten wachten. Niemand mag bij haar in de buurt komen. We mogen de plaats delict niet verstoren.’
Ross had heel rechtop gezeten, maar nu boog hij zich naar voren en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. ‘Ik kan het niet geloven. Niet totdat ik haar heb gezien.’ Hij keek op. ‘Ik was bij mijn vrouw toen ze overleed. Ze was al maanden ziek en haar overlijden kwam zeker niet onverwacht, maar zelfs toen kon ik het niet helemaal geloven. Ik bleef maar denken dat ze elk moment haar hoofd kon omdraaien en naar me zou glimlachen.’
Perez wist niet wat hij daarop moest zeggen, dus hield hij zijn mond.
‘Hoe is Catherine gestorven?’ vroeg Ross. ‘Niemand wil me iets vertellen.’ Hij keek naar de agente. Die deed alsof ze hem niet had gehoord.
‘We geloven dat ze gewurgd is,’ zei Perez. ‘Als het team uit Inverness er is, weten we snel meer. Die hebben meer ervaring met ernstige misdrijven dan wij.’
‘Waarom zou iemand haar willen vermoorden?’
Hij scheen geen antwoord op zijn vraag te verwachten, maar Perez maakte gebruik van de opening die werd geboden. ‘We hoopten dat u ons informatie kunt geven die we kunnen gebruiken om dat te weten te komen. Is er niet iemand aan wie u meteen moet denken? Een vriendje met wie ze het onlangs heeft uitgemaakt? Of iemand die boos of jaloers op haar is?’
‘Nee. Tenminste, misschien ís er wel zo iemand, maar ik ben niet de juiste persoon om dat aan te vragen. Je zou verwachten dat we heel close waren. We hadden tenslotte alleen elkaar. Maar ze heeft me nooit in vertrouwen genomen, inspecteur. Ik weet heel weinig van wat ze allemaal deed. We woonden onder hetzelfde dak, maar soms waren we volslagen vreemden voor elkaar.’
‘Zo zijn tieners, denk ik,’ zei Perez. ‘Die willen niet dat hun ouders te veel in hun leven wroeten.’ Wat weet ik daar nou van, dacht hij. Ik heb geen kinderen en toen ik zelf op die leeftijd was, zat ik op kostschool. Ik zou het heerlijk hebben gevonden als ik elke avond met mijn ouders had kunnen praten. ‘Maar als u vertelt wie haar vrienden en vriendinnen waren, kunnen die me vast verder helpen.’
Het bleef even stil voordat Ross antwoord gaf. ‘Ik betwijfel of Catherine erg close met iemand was. Ze had geen andere mensen nodig. Liz, mijn vrouw, was heel anders. Die had massa’s vrienden en vriendinnen. Bij haar begrafenis was de kerk afgeladen; de mensen moesten blijven staan, mensen die ik nog nooit had ontmoet maar die zich toch verwant met haar voelden, die waren geraakt door haar warme persoonlijkheid. Ik heb geen idee wie er naar Catherines begrafenis zullen komen. Niet veel mensen, volgens mij.’
Perez was met stomheid geslagen toen hij dit hoorde. Het leek hem zo droevig en bijna harteloos om zoiets te zeggen. Hij vroeg zich af of het tussen hen altijd zo was geweest. Of Catherine altijd met Euans vrouw was vergeleken en altijd het gevoel had gehad dat ze tekort was geschoten.
‘Ging ze niet met Sally Henry om?’ vroeg hij ten slotte.
‘De dochter van de onderwijzeres? Ja, dat klopt. Ze gingen samen met de bus naar school. Catherine reed meestal niet met me mee. Ik ging te vroeg de deur uit en kwam ’s avonds te laat thuis.’ Er kwam een glimlachje om zijn mond waardoor Perez eindelijk enige sympathie voor hem voelde. ‘Trouwens, dat zou niet erg cool geweest zijn, is het wel? Als je vader je naar school brengt. Sally kwam vaak bij ons thuis. Ik was blij dat Catherine een vriendin had. Maar ik weet niet hoe diep die vriendschap ging.’
‘Had ze hier op Shetland wel eens een vriendje, een die ze regelmatig zag?’
‘Voor zover ik weet heeft ze nooit een vaste vriend gehad,’ zei Ross. ‘Hoewel ik me afvraag of ik het geweten zou hebben als het wel zo was.’
Perez liet hem daar achter, in het kantoor van de directeur, waar hij wezenloos voor zich uit zat te staren. Of Ross om zijn dochter of om zijn vrouw rouwde, kon hij niet met zekerheid zeggen. Hij kwam de school uit en keek naar het stadje dat hem zo vertrouwd was. Hij was naar Shetland teruggegaan nadat Sarah bij hem was weggegaan. Hij had het als een nederlaag gezien, een soort vlucht. Het was wel een promotie geweest, maar echt politiewerk was het niet, of wel soms? Dat hadden zijn collega’s in Aberdeen tegen hem gezegd. Ben je niet een beetje jong om al met pensioen te gaan, Jimmy? Na de miskraam en de scheiding van Sarah had het hem niet meer kunnen schelen. De grote zaken konden hem niet echt meer boeien. Het succes had zijn glans verloren. En nu had hij zijn eigen grote zaak, helemaal voor zichzelf, en voelde hij weer iets van de opwinding van vroeger. Nog niets om over naar huis te schrijven, maar toch een soort tinteling in zijn buik, het gevoel alsof hij weer een beetje tot leven was gewekt. En de mogelijkheid kreeg om iets goed te doen.